Afbeelding
WIE WAT BEWAART...DIE WEET WAT!

Actueel 168 keer gelezen

Gebeten door de hond of de kat …

De Brielse visserij had in de Tachtigjarige oorlog erg te lijden onder de Duinkerker kapers; zo erg zelfs dat zij hiervan misschien nooit meer hersteld is. Dankzij een verklaring van Jasper Cornelisz. voor de Brielse notaris Van Nes kennen we het verhaal waarbij het niet zozeer de kapers als wel de 'hulpdiensten' waren, die je moest omzeilen. Op 18 september 1632 was Jasper's hoekerschip, op de Noordzee "op haer neringhe leggende", door een Duinkerker kaper genomen. Stuurman Wouter Tollenaar was met enkele anderen van boord gehaald en drie kapers hadden hun plaats ingenomen. 's Nachts was de bemanning erin geslaagd de kapers te overmeesteren en was koers gezet naar de Maas. Onderweg hadden zij vier Noordhollandse konvooiers ontmoet; schepen die speciaal op zee waren om vissers tegen kapers te beschermen. Jasper Cornelisz. had hen aangeroepen om de kapers over te nemen en bemanning te leveren om veilig thuis te komen. De konvooier had daar weinig voor gevoeld, het "was kwaad weer en het waaide te hard". Pas na lang aandringen had Jasper zijn zin gekregen: een roeiboot was uitgezet en de mannen uitgewisseld. Maar niet voor niets: de admiraal van de konvooiers had vijf tonnen vis en drie tonnen zout gevraagd. Daar zou het niet bij blijven: eenmaal aangekomen bij Texel waren de vier scheepsmaten ook niet met lege handen vertrokken. Een nieuwe 'cluyff-fock', door de zeilmaker getaxeerd op 27 gulden, vier tonnen scheepsbeschuit, een ton en drie kannetjes kabeljauw, twee halve vaten gul, twee tonnetjes boter, een koperen boterpot, een halve ton zout en zelfs zes lege tonnen en een kussen waren door hen meegenomen. Berooid keerde Jasper met zijn schip terug in Brielle. De Duinkerker kapers waren niet best, maar de konvooiers niet veel beter.

Aart van der Houwen (aa.vanderhouwen@streekarchiefvp.nl)

Stuur jouw foto
Mail de redactie
Meld een correctie

Uit de krant