Afbeelding
Wie wat bewaart...die weet wat!

Anatomische les in Brielle

Algemeen 220 keer gelezen

In de 17e eeuw was de medische zorg grotendeels in handen van chirurgijns. Deze hadden niet, zoals artsen, een academische opleiding achter de rug, maar leerden het vak vooral in de praktijk. Belangrijk onderdeel van hun werkzaamheden was het aderlaten. Aderlaten gebeurde met een scherp mesje, een zogeheten vlijm. Om toegelaten te worden als chirurgijn moest de leerling bewijzen dat hij zijn gereedschap scherp kon houden: hij kreeg daarvoor een bot en dubbelgeslagen mesje en moest dat vlijmscherp afleveren. Dit was nuttige kennis want vaak was de chirurgijn ook barbier. Kennis van de anatomie was eveneens nuttig, maar hoe kwam je aan lesmateriaal? Dat moet meester David van Boeijmeer in augustus 1683 hebben gedacht. Hij wilde de leerling Mauritius de Mirell een anatomische les geven en zat verlegen om een lijk. Gelukkig overleed rond die tijd ene Ermtje Cornelisdr. in het Gasthuis. Ermtje was afkomstig uit Vlaardingen en had kind noch kraai in de stad. De chirurgijn haalde het lijk op en gaf zijn les. Toen één van de regenten van het Gasthuis hiervan hoorde was de wereld te klein en hij beklaagde zich bij het stadsbestuur. Dit was “een ongehoorde sake, streckende tot schandaal ende oneerbaerheyt”! Het stadsbestuur sloot zich hierbij aan, hoewel één van hen zelf chirurgijn was en nota bene de officiële leermeester van de leerling. Van Boeijmeer werd gelast om de beenderen van het “geanatomiseerde vrouwmensch” terug te brengen naar het Gasthuis. Daar zou een arts moeten bekijken of het skelet compleet was, waarna het begraven zou worden. Ook moest hij aangeven waar “het vlees ende ingewant” begraven was, om dat met meer aarde te overdekken. De resten lagen wellicht ergens in een tuintje in de stad. Aan herbegraven werd niet gedacht.

Aart van der Houwen (aa.vander houwen@streekarchiefvp.nl)

Stuur jouw foto
Mail de redactie
Meld een correctie

Uit de krant